Overweging – 5e zondag van de Veertigdagentijd

Het strand ligt er verlaten bij. Na de drukte van de hete zomerdag, is iedereen huiswaarts gekeerd. Wat achterblijft is het zand en de dingen die zijn weggegooid: blikjes, stoelen, halve zandkastelen. Het geeft een rommelige aanblik. Maar dan komt de vloed op. Het strand maakt plaats voor het water. De zee neemt bezit van het land. Het water komt ruw het land op. Alle troep verdwijnt, wordt meegezogen, de zee in.

En na een uur of zes trekt het water zich terug. Een glad strand blijft over. Hier en daar nog een restje van een zandkasteel, maar nauwelijks herkenbaar. Eb en vloed wisselen elkaar af. Telkens wordt het strand schoongespoeld. Elke keer blijft er weer veel vuil over. Maar niets blijft, het heeft geen eeuwigheidswaarde.

Steeds weer beginnen met een schone lei. Geen kastelen, geen lieve woorden in het zand. Een hartje wordt gevuld met water. Mengt zich met het zand. Steeds weer nieuwe kastelen, steeds weer nieuwe sporen. De kinderen spelen in en met het water. Ook hun spel is eindig. De rubberboot gaat aan de kant tot de volgende morgen. De tent wordt afgebroken als het donker begint te worden. Het spel is ten einde, het strand wordt overspoeld. Maar ze blijven dromen, dromen over morgen wanneer er weer gespeeld kan worden.

Jezus schrijft op de grond. Even blijft het staan. Maar het heeft geen eeuwigheidswaarde. Hij schrijft maar wat hij schrijft blijft verborgen. De woorden blijven niet zichtbaar, niet kenbaar. Dat is ook niet belangrijk. Ze zijn slechts eventjes van kracht. Dan vloeit het water over de grond en neemt de woorden mee. Hert zang stuift de grond op. De woorden zijn vergankelijk, uitwisbaar. Het is niet belangrijk wat Jezus schreef. Het gaat er om dat hij iets schreef dat niet eeuwig bereikbaar is.

Jezus schrijft niet om een oordeel te vellen. Jezus schrijft niet om een boete of een straf uit te delen. Jezus schreef wat op dat moment waarde heeft. Het gaat niet om het oordeel, om te veroordelen. Jezus heeft het over iemand die open staat voor verbetering. Volgens het strafrecht moet de vrouw gestenigd worden. Dat is de straf, volgens de wetten van Mozes,  voor dit vergrijp. Maar Jezus geeft hier geen oordeel. Hij geeft hier een weg ten leven. De geleerden blijven hangen in het strafrecht. De vrouw krijgt een tweede, of misschien wel derde, kans om het goede te doen. Zondig niet meer: zegt Jezus. Daarmee zet Jezus haar op haar nieuwe levensweg, op weg naar vergeving. Vanuit een milde levenshouding kan zij weer verder. Ze zal niet meer zondigen, want dat is niet het criterium. Ze mag opnieuw beginnen, zonder zonden.

Het strand is stil en verlaten. Al vroeg in de ochtend stroomt het vol met spelende kinderen. Ze bouwen kastelen en graven kuilen. Wat gisteren gebouwd werd, wordt opnieuw gebouwd. Wat gisteren gegraven is, wordt weer gegraven. Ze krijgen een tweede of derde kans om het te winnen van het water. Ze grijpen die kans met twee handen aan. De rubberboot is er weer, de tent staat al weer overeind. Ze worden niet afgerekend op wat verloren ging. Wellicht dromen ze van hun toekomst.

Fons Boom o.praem.