Overweging – 17e zondag door het jaar

Vorige week was gastvrijheid het thema van de viering, vandaag is het bidden. Met opnieuw twee prachtige verhalen. In de eerste lezing ontpopt Abraham zich tot een echte sjacheraar, met God als tegenpool, en hij krijgt nog zijn zin ook: zijn berekend biddend vragen wordt telkens verhoord. In het evangelie schenkt Jezus zijn leerlingen het gebed dat wij nog altijd bidden: het ontroerend prijzende, vragende en belovende Onze Vader, en Jezus zegt ook hoe we moeten bidden.

Misschien sta je er niet bij stil, maar we bidden tot onze Vader, en niet tot mijn Vader. En die onze en ons komen telkens terug. Zo leert Jezus ons dat we geen individu zijn voor God, maar een gemeenschap. Niet het ik telt voor God, maar het wij en de anderen. Zo sluit het gebed helemaal aan bij de enige wet die Jezus ons heeft gegeven: ‘Houd bovenal van God, en houd evenveel van je naaste als van jezelf.’

Verder zien we dat het eerste deel van het onze Vader bestaat uit de wens dat Gods rijk van liefde en vrede over de aarde zal komen. In het tweede deel vragen we dat God ons zal bijstaan.

Nee, niet met grootse dingen, zoals rijkdom en succes, maar met dingen die nodig zijn om het leven leefbaar te maken: brood om van te leven, vergeving van onze fouten, kracht om anderen te vergeven, en bescherming tegen het kwaad.

Jezus leert ons dus eenvoudig te bidden. Geen grote, dure woorden, maar eenvoud. En die eenvoud verwoordt een samenvatting van zijn Boodschap van liefde en vrede. Hij vraagt ook dat we zullen blijven bidden. Misschien moeten we toegeven dat dit niet onze sterkste zijde is. Dat we weinig bidden, terwijl Jezus vaak meermaals per dag bidt. Of misschien bidden we weinig of zelfs niet omdat we denken dat God toch niet naar ons luistert, en wij toch niet krijgen wat wij vragen. Soms worden wij daardoor ook ontevreden. Maar God luistert wél naar ons.
Ook in de stilte is Hij aanwezig, en weet Hij veel beter dan wijzelf wat wij nodig hebben. Want vaak verlangen wij naar dingen die echt niets met ons menszijn te maken hebben, zoals rijkdom, succes, mooi weer en ik weet niet wat nog allemaal.

En om ons echt aan te zetten dagelijks te bidden, vertelt Jezus over een man die ’s nachts op de deur van zijn vriend gaat kloppen en om brood vraagt. Die vriend zegt eerst: “Laat me met rust, ik lig al in bed.” Maar de buurman blijft kloppen, en uiteindelijk krijgt hij toch brood. Niet omdat de vriend meteen wilde opstaan, maar omdat de man bleef aandringen. Dat zegt Jezus ook tegen ons: ‘Blijf vragen, blijf zoeken, blijf kloppen. ‘Want wie vraagt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt, en voor wie klopt, gaat de deur open.’

Daarvan is Abraham in de eerste lezing sterk overtuigd. Hij blijft maar aandringen dat God de stad Sodom zou sparen, want wie weet, misschien wonen daar òòk rechtvaardige mensen. Die kunnen toch niet gestraft worden voor de misdaden van anderen? En elke keer luistert God naar Abrahams nieuwe voorstel, dat eigenlijk neerkomt op puur gesjacher. Maar toch zegt God dat Hij de stad zal sparen omwille van die paar goede mensen. Daaruit leren we dat God altijd luistert als we tot Hem bidden, en dat we niet moeten ophouden met bidden als we het gevoel hebben dat Hij niet naar ons luistert.

Zusters en broeders, laten wij echt leren bidden. Laten we elke dag even tot God spreken, met onze eigen woorden of met het Onze Vader. Laten wij niet moe worden in het gebed, maar erop vertrouwen dat God ons altijd hoort. En laten we niet bidden om iets los te krijgen voor onszelf, maar voor vrede in de wereld, voor de armen, de zieken, de eenzamen, en iedereen die hulp nodig heeft. We staan daar niet alleen voor, want Jezus zegt: “Als jullie die slecht zijn, al goede dingen geven aan je kinderen, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem daarom vragen.” Laten we dus, met de steun van de heilige Geest, blijven kloppen, blijven vragen, blijven vertrouwen, want God is een goede Vader en Hij hoort ons altijd.

Amen.