Twee mensen op weg naar de tempel.
Twee mensen, ieder met hun eigen achtergrond.
De geminachte tollenaar, belastingsinspecteur.
De allesweter en wetgetrouwe, de farizeeër.
De rechterkant van de groep die alles wat goed is wil vasthouden.
De linkerkant van de groep die alles wil veranderen.
Dat beeld hebben ze van zichzelf.
De Farizeeër voelt zich de meerdere van allebei
De tollenaar weet zich zondaar voor God.
Ze hebben ook een beeld van de ander: rovers, echtbrekers.
Uiterlijke schijn, Hoogmoed die ten val komt.
Daar dreigt het gevaar van eigen gelijk, eigen belang.
Een beeld bezijden de waarheid, zomaar anders zijn.
Wat weten wij van de ander?
Welk beeld hebben we van die ander?
In zie het op de televisie: voetballers die elkaar uitschelden;
discriminatie, racisme eigen belang, te veel passie
Ik lees het in de krant: relschoppers van de ander niet weten.
Ik hoor het in gesprekken: links- en rechts-radicalen.
Discriminatie, uitsluiting, geweld en agressie,
Daar waar beelden, ongecontroleerd zijn,
niet de waarheid, geen dialoog, slechte communicatie.
Niet weten wie de ander is.
De tollenaar, de farizeeër. De een overheersend, beterweterig,
de ander beoordelend, op uiterlijk, kleur, mening, ideeën.
De ander kleiner en minder. Geen aandacht, geen liefde.
Zo leven we ons leven: oordelend, beoordelend, veroordelend.
En we houden vast, het beeld is niet flexibel: hard en koud van steen.
De tollenaar zal tollenaar blijven, de farizeeër zal farizeeër blijven
in onze ogen, in onze kijk naar de ander.
De tollenaar is bescheiden, vraagt om genade, ziet zichzelf als zondaar.
De farizeeër is arrogant, voelt zich beter en meer dan de ander.
Als we zo vasthouden aan eens gemaakte beelden, is leven onmogelijk.
Dan is ontwikkeling, groei, liefde onmogelijk.
De eerste lezing, uit het boek Jezus Sirach, geeft het aan: de rol van God.
God is rechter. Hij oordeelt,
hij kijkt naar rechtvaardigheid,
niet naar aanzien des persoons
Hij hoort en ziet hoe het de mensen vergaat.
Armen, wezen, weduwen
God hoort hen, hoe kwetsbaar ook.
Maar uiteindelijk zal God oordelen.
Beiden blijven in beeld. Ze mogen er allebei zijn:
die tollenaar, die farizeeër.
Iedereen blijft in beeld, We mogen er allemaal zijn.
Wij mogen er zijn, met al onze tekortkomingen,
met al onze fouten, gebrekkigheden.
De tollenaar met zijn nederigheid, kleinheid, kwetsbaarheid.
De farizeeër met zijn arrogantie, onaanraakbaar.
En wij? Bij wie voelen wij ons thuis?