Overweging – 26e zondag door het jaar

In de eerste lezing is de profeet Amos ongenadig scherp in zijn oordeel over rijken. Hij noemt ze ‘de zorgelozen in Sion. Ze liggen op ivoren rustbedden, eten lamsvlees en kalfsvlees, zingen bij de harp, drinken wijn uit grote bekers, maar bekommeren zich niet om de armen in de maatschappij.’ Het verhaal dat Jezus in het evangelie vertelt over de zorgeloze rijke en de doodarme en ook doodzieke Lazarus sluit daar naadloos bij aan. Opvallend is dat Amos en Jezus niet de rijkdom als dusdanig veroordelen, maar de zorgeloosheid en de onverschilligheid van de rijken ten aanzien van de armen. Even opvallend is de verwijzing naar het levenseinde. Bij Amos gaan de rijken als eersten de ballingschap in, bij Jezus belandt de rijke in het dodenrijk. Hij smeekt Abraham om hulp, maar dat kan niet, want de kloof tussen het dodenrijk en het eeuwige rijk waar Abraham verblijft is onoverbrugbaar.

Hoewel die verhalen enkele duizenden jaren oud zijn, zijn ze zeer herkenbaar. Immers, ook wij leven in een wereld van grote tegenstellingen. Aan de ene kant zijn er luxe in overvloed en een  constante technologische vooruitgang,  aan de andere kant lijden miljoenen mensen onder armoede, oorlog en klimaatverandering. Vaak bevinden deze twee werelden zich niet eens ver van elkaar. Ook in onze steden wonen mensen zonder papieren, vluchtelingen, daklozen, soms letterlijk aan onze voordeur.

Het is in het kader van die eeuwenoude werkelijkheid dat Jezus zijn verhaal vertelt. De rijke man wordt niet veroordeeld omdat hij rijk is, maar omdat hij Lazarus niet eens ziet. Hij passeert elke dag langs hem, maar doet niets. Hij had alle kansen om iets te doen, al was het maar een woord van meevoelen, maar hij deed het niet. En dat is een belangrijke les voor ons. Wellicht zijn we geen rijke mensen, maar we hebben wel tijd, en die kunnen we gebruiken om aandacht te hebben en te helpen waar dat nodig is. Ook daarin kunnen we rijk zijn en ingaan tegen de  onverschilligheid en de ieder-voor-zich-mentaliteit die de wereld meer en meer veroveren.

Zoals altijd moeten wij ons dus afvragen waar wij staan in de verhalen. Zijn wij zorgeloze mensen die alleen maar willen genieten van het leven en ons niets aantrekken van onze medemensen, van het milieu, van de maatschappij? Of proberen we Jezus echt te volgen in zijn woorden en daden van liefde, vrede en gerechtigheid? Hebben wij dus aandacht voor onze medemensen? Aandacht die we op zoveel manieren kunnen uiten: een bezoekje aan een zieke of een eenzame, een vriendelijk mailtje, een telefoontje, een schouderklopje, een luisterend oor, een warm hart … God heeft ons allen talenten geschonken die we in die zin kunnen gebruiken: liefde, aandacht, luisterbereidheid, hulpvaardigheid, vergvensgezindheid, nederigheid, eerlijkheid … Talenten die de wereld beter maken, maar we moeten ze wel gebruiken. Dus moeten we ons afvragen of we dat ook doen en of het verhaal van Jezus gevolgen heeft in ons doen en denken als christen. Want daartoe wil Jezus ons aanzetten: dat we in beweging komen en de kloof tussen ons en onze medemensen dichten.

Zusters en broeders, het evangelie van vandaag is geen veroordeling maar een uitnodiging. Jezus vraagt ons dat we ons niet zouden spiegelen aan die rijke die alleen aan zichzelf denkt en niet de minste aandacht heeft voor de doodzieke Lazarus aan zijn poort. Wie ligt er aan onze poort? Wie vraagt onze aandacht? Wie kunnen wij helpen? Hoe  bouwen we mee aan Gods Koninkrijk, waar niemand buiten de poort hoeft te liggen, maar allen aan één tafel zitten? Laten we ons daar voluit voor inzetten. Amen.