
Het is niet zo moeilijk om te ontdekken dat de lezingen van vandaag staan in het licht van gastvrijheid. De gastvrijheid die Abraham geeft, de gastvrijheid die de reiziger ontvangt, de gastvrijheid die Martha en Maria ieder op eigen wijze invullen. ‘Gastvrijheid’. Een woord dat het in deze vakantieperiode goed doet. We reizen vele kilometers met de auto en hopen dan maar gastvrij ontvangen te worden op de camping. Vol verwachting staan we op de uitkijk als de verre familieleden uit het buitenland aankomen of de vluchtelingen onze kant opkomen. Wij zullen hen gastvrijheid bieden gedurende hun verblijf in Nederland.
Het mooie van het woord ‘gastvrijheid’ is wel dat het woord ‘vrijheid’ een belangrijke rol speelt. Hierdoor geven we aan dat mensen zich in vrijheid bij elkaar op bezoek gaan. Ze worden niet gedwongen om binnen te komen. Ze mogen zich vrij voelen. Zeggen we niet altijd: voel je maar thuis, doe maar alsof je thuis bent. Dat klinkt goed, dat geeft aan dat mensen zich niet hoeven druk te maken over wat wel en wat niet gangbaar is.
Maar oh, wee, als dat net even iets anders uitpakt. De berg-wandelschoenen worden zomaar in de net gezogen kamer uitgetrokken. Aan tafel blijft de jongste niet zitten, gaat iedere keer van tafel af om naar de televisie te kijken. Je kunt er dan iets van zeggen, maar de sfeer is dan al aantast. Dus de gegeven vrijheid heeft ook zo zijn grenzen. En het kan wel eens zijn dat grenzen op verschillende niveaus getrokken worden.
In het Duits spreken we van ‘gastfreundschaft’. Dan staat het woord ‘vriendschap’ centraal. Je komt als vrienden bij elkaar. En vrienden kennen elkaars grenzen, zoeken die op en houden er rekening mee. In vriendschap kun je meer zeggen, meer aangeven wat voor jou belangrijk is. Als gastheer/vrouw en als gast heb je bepaalde verwachtingen naar elkaar. En die komen minder gemakkelijk onder druk te staan.
Abraham is de gastheer. Hij nodigt de mensen uit voor een gastmaal. Het is zijn eer te na als ze zouden weigeren en zouden doorlopen. En terwijl Abraham de uitnodigende rol heeft, heeft Sara de werkende rol. Zij krijgt opdracht van haar man om de maaltijd klaar te maken. Sara blijft op de achtergrond. Ze blijft in de tent, zwijgzaam, maar wel met de gekregen belofte dat zij een zoon zal krijgen, toekomst en leven.
Martha en Maria zijn beiden gastvrouw voor Jezus. Martha ontvangt hem in haar woning. En ze begint meteen te redderen, ze krijgt of neemt de werkende rol. Maria krijgt de rol van empathische luisteraar. En Jezus verkondigt zijn boodschap. Vaak wordt er een oordeel uitgesproken. De een vindt dat Martha te veel het heft in handen neemt en zich eigenlijk niet zo over haar gast ontfermt. Een ander vindt juist dat je vanuit rust en stilte iemand moet ontvangen. Maar wat gebeurt er met een gast die aan zijn lot wordt overgelaten? En: wat gebeurt er met een gast die alle aandacht krijgt, maar niet de kans om te eten en te drinken?
Kortom: het gaat hier niet om een veroordeling, het gaat hier niet over ethisch handelen. Het gaat hier om de vraag naar de waarden en normen die iemand nastreeft. In het religieus leven, in kloosters en abdijen, is vaak sprake van de tweedeling: actie en contemplatie. Maar vaak wordt hier de fout gemaakt om die twee begrippen naast elkaar te plaatsen: actie of contemplatie. Ik heb het wel een vergeleken met twee vruchten. Die kun je apart opeten. Je kunt er twee drankjes van maken. Maar je kunt ze ook helemaal met elkaar laten samengaan in een tweedrank: mandarijn, banaan, of iets dergelijks.
Maria voelt zich meer thuis bij de ene kant, Martha meer bij de andere kant. Beide zijn nodig om het leven te leven. Actie is nodig om ontwikkelingen een kans te geven. Contemplatie is nodig om de zaak goed te overdenken. Samen kun je de toekomst in, zoals Sara met haar zoon Izaak.
En wij: hoe is het met onze gastvrijheid gesteld? Of zien we bij onszelf meer een gastfreundschaft?